1.Zijn Bescheidenheid en Zijn Goedheid
Zijn bescheidenheid was allerminst bijzonder te noemen. Zijn bescheidenheid was er één van iemand die zijn Heer ontzagvol kende. Hij kende gene jegens zijn Heer, verheerlijkte Hem, achtte hem met de gepaste hoogachting en gaf middels zijn gedrag blijk van eerbied tegenover Hem. Hij liet zich niet verleiden door de nietigheid van prestige, bezit en status. Met zijn mensenziel steeg hij op naar Allah en vluchtte hij naar het Eeuwige leven.Niets van dit wereldse leven kon hem nog bekoren en hij groeide hierdoor uit tot een ware dienaar van Zijn Heer. Zo zou hij zich nederig opstellen tegenover de gelovigen, tijd nemen voor de ouderen, de zieken bezoeken, begaan zijn met de armen, de bedroefden troosten, de tranen drogen van de zwakkeren, met de kinderen spelen, met zijn vrouwen koketteren, de gemeenschap toespreken, met anderen samen eten en op de grond zitten en slapen.
Toen een man de Profeet (vzmh) eens zag, sidderde hij van ontzag, waarop hij (vzmh) zijn bezorgdheid wegnam, zeggende: “Kalm aan, waarlijk ik ben slechts de zoon van een vrouw die gedroogd vlees pleegde te eten in Mekka.” (Ibnoe Maadjah, al-Haakim)
Hij had een afkeer van het ontvangen van vleiende opmerkingen en lofuitingen, zeggende: “Overdrijft niet in het verheerlijken van mij, zoals de Christenen met °Isa ibnoe Maryam deden. Ik ben slechts de Dienaar van Allah en Zijn Boodschapper. Zegt dus: “Dienaar van Allah en Zijn Boodschapper.” (al-Boekhari)
Ook zou hij het verbieden om voor hem op te staan en pleegde hij met de mensen te zitten, zich onder hen te begeven en in te gaan op hun invitaties.
Hij verbood hoogmoed, verwierp dit en had een afschuw van de zijnen. Hij zei: “De hoogmoedigen zullen op de Dag der Opstanding voortgebracht worden ter grootte van stofdeeltjes. Vernedering zal hen van alle kanten omgeven.” (Ahmad, at-Tirmidzi)
Hij (vzmh) ligt nabij de harten. Een klein meisje zou hem bij de hand nemen en door de straten van Medina trekken.
Een delegatie van °Aamir ibnoe Sadjsadjah bezocht de Profeet (vzmh) eens en begon hem te verheerlijken, zeggende: “U bent de prominentste en meest vooraanstaande onder ons. U bent onze heer en de zoon van onze heer.” Waarop hij antwoordde: “O jullie mensen, Zeg wat jullie te melden hebben en laat de sjeytaan jullie niet uitlokken (tot verkeerde uitspraken).” (Ahmad, Aboe Daawoed)
Hij zou voorzien in de behoefte van zijn gezin, zijn schoeisel repareren, zijn kleding verstel-len, zijn huis bezemen, zijn geit melken, het eten bereiden met zijn vrouwen, zijn gasten bedienen, zijn bezoekers toelachen en van beurt wisselen met zijn reisgenoot in het berijden van een rijdier. Hij pleegde wollen kleren te dragen, gerst te eten, soms blootsvoets te lopen, in de moskee te slapen, een ezel te berijden, anderen een lift aan te bieden, de zwakkeren te helpen en zich te bekommeren over het lot van zijn gemeenschap.
Aisja (Allah zij tevreden met haar) zegt: “De Boodschapper van Allah (vzmh) repareerde zelf zijn kapotte schoeisel, verstelde zijn verscheurde kleding en deed zijn huishouden zoals een van jullie zijn huishouden doet…” (Verhaald door Thirmidzie en sahih verklaard door Al–Albaanie)
Als de profeet (vzmh) op reis was, liep hij altijd achteraan, dan begeleidde hij de zwakkeren, gaf hen lift bij hem achterop en verrichtte smeekbedes voor hen. (Aboe Dawoed)
De profeet (vzmh) ging altijd naar de zwakkeren onder de moslims, bracht bezoek aan hen, bezocht hun zieken en woonde hun begrafenissen bij.
De profeet (vzmh) speelde ook vaak met kleine kinderen. Hij speelde met Zaineb Bintoe Oemmi Salamah en zei herhaaldelijk tegen haar: “O Zoewaynib! O Zoewaynib!”
Anas (Allah zij tevreden met hem) verhaalt dat Boodschapper van Allah (vzmh), langs kleine kinderen liep die aan het spelen waren en begroette hen met de vredesgroet (salaam) (Moeslim)
Hoogmoed is een eigenschap die ten stelligste verworpen wordt door de Islam. De profeet (vzmh) zegt: “Hij die ter grootte van een stofdeeltje aan hoogmoed in zijn hart bezit, zal het Paradijs niet binnengaan. Toen zei een man: “Waarlijk, iemand van ons vind het fijn wanneer zijn kleding mooi is en zijn schoeisel mooi is. Hij zei: “Voorwaar, Allah is mooi en houdt van schoonheid; hoogmoed is het loochenen van de waarheid en kleineren van mensen.” (Moeslim)
Hij was altijd vrolijk en ongecompliceerd en had een goed hart. Er was niemand die zoveel glimlachte als hij en hij was degene die het verst van boosheid verwijderd was. Hij was snel tevreden en koos altijd voor de gemakkelijke oplossing, mits het volgens de regels van de Islam was. Wanneer het niet volgens de Islam was, gebruikte hij de oplossing niet. Hij was totaal niet wraakzuchtig, behalve wanneer de naam van Allah bespot werd. De profeet (vzmh) was een edelmoedig en geduldig mens. Hij had respect voor iedereen en was degene die de meeste “Hayaa’e” d.w.z. “de natuurlijke schaamte” had.
2.Zijn Loyaliteit (Loyauteit)
Loyaliteit is eigenlijk een oorzaak en een resultaat van de ideale echtelijke verhouding die tussen hen bestond. Loyaliteit is niet alleen het ontbreken van bedrog, of het ontbreken van het hebben van extra-echtelijke relaties. Loyaliteit kan een doorgaande positieve houding zijn die geuit kan worden in veel handelingen, woorden en gebaren. De voortvloeiende versterking van persoonlijke relaties tussen de partners zal andersom hun loyaliteit tegenover elkaar vermeerderen. Een kenmerk van de verhouding tussen de profeet Mohammed (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) en zijn vrouw Khadidjah was zijn ongekende loyaliteit aan haar. De profeet Mohammed (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) bleef tot het einde van zijn leven trouw aan Khadidjah, lang na haar dood. °Aisja had de gewoonte om te zeggen dat zij op geen enkele vrouw meer jaloers was dan op Khadidjah, alhoewel Khadidjah al dood was, omdat de profeet (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) altijd de beste herinneringen aan haar had. De profeet (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) had ook een speciaal soort van gevoel tegenover elk persoon waar Khadijah van hield.3.Zijn Vrijgevigheid en Gastvrijheid
Hij is de meest vrijgevige onder de schepselen van Allah, de meest genereuze en goedgeefse. Zijn hand was als een verlossende regenbui in tijden van droogte. Sneller dan de wind was hij in het uitgeven van aalmoezen. ‘Nee’ kwam niet voor in zijn vocabulaire. Nooit rolde ‘nee’ over zijn lippen, behalve in zijn geloofsgetuigenis. Was het niet voor de geloofsgetuigenis dan was zijn ‘nee’ een ‘ja’ geweest.Hij deelde zijn bezittingen uit, zonder vrees voor armoede. Hij is namelijk degene die gezonden is met het nobele gedrag. Hij is de ultieme filantroop. Hij is het die een vallei vol kuddedieren schonk en iedere stamhoofd honderd kamelen doneerde. Hij is het die om een kledingstuk werd gevraagd, waarna hij zich hiervan ter plekke ontdeed en weggaf. Hij is het die de behoeftige nooit met lege handen terugstuurde. Zijn goedheid strekte zich uit over alle mensen.
Zijn voedsel bood hij aan, zonder aanziens des persoons. Hij was ruim van inborst, aangenaam in de omgang en op zijn gezicht tekende zich altijd een brede glimlach.
Je zult hem bij ieder treffen glunderend treffen. Alsof jij hem schenkt wat je hem vraagt.
Zelfs in tijden van nood en armoede bleef hij geven. Hij zou de oorlogsbuit verzamelen en in minder dan een uur verdelen, zonder iets daarvan achter te houden. Zijn tafel was gedekt voor alle mensen. Zijn huis was een herberg voor iedere reiziger. Hij was gewoon zichzelf volledig weg te cijferen ten behoeve van de behoeftige. Hij stond symbool voor gulhartigheid. Hij bleef maar geven en wenste geen bonificatie van een ander dan Allah. Hij offerde zichzelf en al zijn bezittingen op ten behage van zijn Heer.
Hij overstelpte zijn metgezellen, geliefden en zelfs vijanden met zijn goedertierenheid, goedhartigheid, vrijgevigheid en generositeit. De Joden pleegden bij hem aan tafel te schuiven. De bedoeïenen waren kind aan huis bij hem en zelfs de huichelaars profiteerden van zijn gulheid. Nooit en te nimmer heeft hij een bedelaar afgesnauwd of een behoeftige afgegrauwd. Zelfs toen hij hardhandig door een bedoeïen werd beetgenomen bij zijn kraag en tegen hem zei: “Geef mij van de bezittingen van Allah waarover jij beschikt, niet van de bezittingen van je vader en moeder!”, keek hij hem lachend aan en kwam hij in zijn wens tegemoet.
Kostbare rijkdommen stonden tot zijn beschikking, maar hij gaf alles onmiddellijk weg, zonder een deel hiervan op te eisen. Zijn gevoel van blijdschap na het schenken was groter dan dat van de ontvanger. Hij spoorde aan tot vrijgevigheid en gulheid en had een afkeer van gierigheid en vrekkigheid. Hij was het die zei: “Wie in Allah en de Laatste Dag gelooft laat hem zijn gast eren.” (al-Boekhari en Moeslim)
Ook zei hij: “Eenieder zal (op de Dag des Oordeels) zich in de schaduw bevinden van zijn liefdadigheid.” (Ibnoe Khoezaymah en Ibnoe Hibbaan)
En tenslotte heeft hij gezegd: “Liefdadigheid doet het bezit niet verminderen.” (Moeslim)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten