Het Paradijs en Het Hel - Islam Lessen

Laatste Nieuws

26-02-2015

Het Paradijs en Het Hel

BELONING EN STRAF: Het Paradijs en Het Hel

Allah is eerlijk: iedereen is verantwoordelijk voor zijn daden. Deze verantwoordelijkheid laat een ieder naar zichzelf kijken en naar zijn eigen daden.

Het geloof in het Leven na de Dood houdt het volgende in:

1. In de islam is de dood niet het einde van het leven. De dood is de overgang naar het tweede leven.

2. In de islam eindigt het menselijk leven nooit. Het is twee delig: het leven voor de dood en het leven na de dood.

3. Het geloof in het leven na de dood laat een persoon meer verantwoordelijkheid voor zijn daden in het eerste leven voelen, omdat hij beoordeeld zal worden over die daden, en ervoor beloond of gestraft zal worden.

A. De beloning?

Belonen betekent een oneindig heerlijke leven in het Paradijs. Beloning is de geschenk van Allah voor de goede daden.

“Zij vragen u, wat zij moeten besteden. Zeg hun: “Welke rijkdom gij ook weggeeft, het moet zijn voor ouders, naaste verwanten, wezen, behoeftigen en reizigers. En welke weldaad gij ook doet Allah weet het goed.” (Bakara: 2/215)

“Zij die goed doen worden er beter voor beloond, maar zij die kwaad doen, worden slechts vergolden naar datgene wat zij deden.” (Kasas: 28/ 84 )

“Het goede en kwade zijn niet gelijk. Daarom weerstaat (het kwade) door hetgeen best is. Dan ziet, degene met wie gij vijandschap hebt, hij zal als uw boezemvriend worden.” (Fussilet: 41 /34)

Allah heeft de mensen geschapen om te beproeven.

“Die de dood en het leven heeft ingesteld, opdat Hij u moge beproeven wie onder u zich het beste gedraagt; en Hij is de Almachtige, de Vergevensgezinder.” (Moelk: 67/2 )

“Wij zullen weegschalen der gerechtigheid instellen op de Dag der Opstanding, zodat geen enkele ziel in enig opzicht onrecht zal worden aangedaan. En al was het slechts het gewicht van een mosterdzaadje, Wij zullen het naar voren brengen en Wij zijn voldoende als Rekenaar.”
(Enbiya: 21/47)

l. De beloning in de wereld

a. De beloning brengt een gelukkig leven.


“Opdat Hij degenen, die geloven en goede werken doen, moge belonen. Zulken zijn het die vergiffenis en een eervol onderhoud zullen ontvangen.” (Sebe’: 34/ 4)

“De beloning van goedheid kan niet anders dan goedheid zijn.” (Rahman: 55/ 60)

“Degenen die geloven en goede werken doen voor hen is geluk en een uitstekende plaats van terugkeer.” (Ra’d: 13 /29)

b. De goede daad brengt tien maal beloning.

“Wie een goede daad verricht zal tienmaal zoveel ontvangen, maar wie een slechte daad verricht zal alleen een daaraan gelijke vergelding ontvangen; hun zal geen onrecht worden aangedaan.”

(En’am: 6/160)

“...Zegt er dus zoveel van (de Koran) op, als u gemakkelijk valt en onderhoudt het gebed, en betaalt de Zakaat, en sluit met Allah een goede lening. En wat goeds gij voor u uitzendt, gij zult betere en grotere beloning bij Allah vinden. En zoekt vergiffenis van Allah, voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.” (Muzzemmil : 73/ 20)

c. De goede daden is de oorzaak voor het liefde van de mensen.

“En zij die geloven en goede werken doen, hen zullen Wij zeker onder de rechtvaardigen toelaten.” (Ankeboet: 29/ 9 )

d. De goede daden is de oorzaak voor het vergeven van de zonden.

“Als gij de grootste dingen die u verboden zijn vermijdt, zullen Wij uw zwakheden voor u bedekken en u tot een plaats van grote eer toelaten.” (Nisa: 4/ 31)

“Houd het gebed aan de twee uitersten van de dag en gedurende de eerste uren van de nacht. Voorzeker, goede werken verdrijven kwade werken. Dit is een aanmaning voor degenen die er lering uit trekken.” (Hoed: 11/114)

“Met uitzondering van hen die berouw hebben en geloven en goede daden doen, voor de zulken zal Allah de slechte daden in goede daden veranderen, want Allah is Vergevensgezind, Barmhartiger.” (Foerkan: 25/70)

e.De mensen verkrijgen door goede daden een gelukkig leven.

“...Er is voor degenen, die goed doen, goeds in deze wereld doch het tehuis van het Hiernamaals is nog beter. Het tehuis der godvrezenden is inderdaad uitstekend.” (Nahl: 16/30)

“Waarlijk, zij die het Boek (de Koran) van Allah voordragen en het gebed naleven en heimelijk of openlijk geven van hetgeen Wij hun hebben geschonken, mogen hopen op een winst die nooit zal vergaan;

Opdat Hij hun de volle beloning moge geven, er uit Zijn overvloed aan toevoegende. Hij is zeker Vergevensgezind, Waarderend.” (Fatir: 35 /29-30)

paradijs

2.De beloning in het hiernamaals

a. In het paradijs (djennah).

Mooie leven in het paradijs. “Wie een goede daad doet, zal een betere beloning hebben dan deze en zij zullen op die Dag veilig zijn voor schrik.” (Neml: 27 /89)

Het is het verblijf van de bestendige heerlijkheid, een verblijf, “daarin is wat de zielen begeren en waarvan de ogen genieten” (Zoehroef: 43/ 71,73) een verblijf waarin is, wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in het hart van het mensdom niet is opgekomen.


B. De straf

Straf is de boete voor slechte daden. Straffen betekent een gruwelijke leven in de Hel. In de islam bestaan speciale strafwetten voor grote misdaden. De achterliggende gedachte hierbij is de volgende: hoe volmaakt een godsdienst ook is, er zullen altijd enkele vormen van overtreding door sommige mensen gepleegd worden. Ten tweede zijn er grote misdaden waar een zware straf op staat.

De grote misdaden in de islam zijn moord, roofoverval, diefstal, overspel en ontucht en valse beschuldiging van overspel. Deze overtredingen benadelen het individu en de samenleving en veroorzaken een situatie van verwarring en onveiligheid.

De principes die bij de strafwetten gehanteerd worden zijn:

1. De straf moet genoeg invloed hebben om de misdaad tegen te gaan.

2. Bestraffing is noodzakelijk maar niet geliefd.

3. Bestraffing is een middel om de sociale veiligheid te beschermen.

“Wie goed doet, doet dat ten voordele van zijn eigen ziel; en wie kwaad doet, doet dat tegen zijn eigen ziel. Ten slotte zult gij tot uw Heer worden teruggebracht.” (Djasiyeh: 45/ 15)

“Op deze Dag zal elke ziel worden beloond voor hetgeen zij heeft verdiend. Geen onrecht zal geschieden op deze Dag. Voorzeker, Allah is snel in het beoordelen.” (Mü’min: 40/ 17)

De zonden is de oorzaak van de moeilijke leven in de wereld “Doch degene die zich van Mijn gedachtenis zal afwenden, zal in benarde omstandigheden leven en op de Dag der Opstanding zullen Wij hem blind doen opstaan.” (Taha: 20/ 124)

“Gij zult de pijnlijke straf gewis ondergaan. “En gij zult slechts worden vergolden voor hetgeen gij deed.” (Saaffat: 37/ 38-39)

“Wie kwaad doet zal naar evenredigheid hiervan worden vergolden; maar wie goed doet, man of vrouw, en gelovig is zal het paradijs binnengaan; daarin zullen zij van alles worden voorzien, zonder berekening.” (Mü’min: 40/ 40)

1. Straf in de wereld

In de Koran: “Verbeelden diegenen die slechte daden doen, dat Wij hen zullen behandelen zoals hen, die geloven en goede werken verrichten, zodat hun leven en hun dood gelijk zullen zijn? Verkeerd is hun oordeel.” (Djasiyeh : 45/ 21)

“En schuwt openlijke, alsmede geheime zonden. Gewis, degenen die zonden begaan, zal voor hetgeen zij doen, worden vergolden.” (En’am: 6/120)

2. Straf in het graf

 De beloning of de straf in het graf

Wanneer in de dode zijn geest teruggebracht, ondervraagd en beloond /gestraft wordt zien we er niets van. Allah sluit onze ogen van af, om ons te beproeven, opdat zal blijken wie het geheimenis gelooft, en wie er niet aan gelooft. Als de mensen dat zouden zien, zouden zij allen geloven en er zou geen verschil tussen de mensen zijn, en de boze zou niet te onderscheiden zijn van de goede, en de slechte van de brave.

Het leven in het graf kunnen we vergelijken met een slapende die in zijn slaap dingen ziet waardoor hij blij wordt en zich aangenaam voelt, of dingen ziet waarvan hij bedroefd wordt en zich droevig voelt. Degene die naast hem zit, kijkt hem aan, maar weet niet wat de slapende voelt. En evenzo wordt de dode ondervraagd in zijn graf en antwoordt en voelt zich aangenaam of droevig, terwijl niemand van de levenden het weet of kent.

3. Straf in het hiernamaals

de hel
“…Maar zij die een slechte daad begaan, zullen op hun aangezicht in het Vuur worden neder-geworpen. “Gij wordt slechts beloond voor hetgeen gij hebt gedaan.” (Neml:27/ 90)

“Voorzeker, voor hen die Onze tekenen verloochenen en er zich hoogmoedig van afwenden, zullen de poorten van de Hemel niet worden geopend, noch zullen zij in het paradijs komen; eer zou een kameel door het oog van een naald gaan. En zo vergelden Wij de daden der schuldigen.”

“Zij zullen de hel tot bed en bedekkingen hebben. En zo vergelden Wij de onrechtvaardigen.”
(A’raf :7/40 - 41)

“Op deze wijze vergelden Wij hem die buitensporig is en niet gelooft in de tekenen van zijn Heer; en de straf van het Hiernamaals is zeker gestrenger en langer van duur.” ( Taha : 20/ 127)

 

In de hel 

Het is het verblijf van de bestendige straf, een verblijf waarin alle soorten straffen zijn, die niet opkomen in de verstanden. “Maar voor de ongelovigen is het Vuur der hel. Voor hen zal de dood niet worden verordend opdat zij mochten sterven, noch zal de straf er van voor hen worden verlicht. Alzo straffen Wij iedere ondankbare.” (Fatir: 35/ 36)

Uitstel van straf

Allah heeft de mensen liefde, geloof en rechtvaardigheid geboden. Hij heeft Zijn boodschap kenbaar gemaakt door middel van Boodschappers en Zijn boeken. God straft in dit leven alleen mensen die zware schuldig zijn en schadelijk worden voor het geloof of tegenover andere mensen. God straft niet meteen, voordat Hij overgaat tot bestraffing wacht Hij heel lang, Hij geeft uitstel zodat mensen zich kunnen verbeteren. In tussen worden zij herhaaldelijk gewaarschuwd. Wanneer zij de waarschuwingen negeren en de grens overschrijden grijpt God in: “...en niemand wordt vernietigd dan het overtredende volk”. (Ahkaaf: 46/36)

“Uw Heer zal de steden niet onrechtvaardig vernietigen, terwijl de bewoners ervan oprecht zijn”.
(Hoed:11/118)

“Hoevele steden heb Ik uitstel verleend, hoewel zij vol ongerechtigheden waren...” (Hadj: 22/49)

God is nooit onrechtvaardig te werk gegaan en heeft nooit een stad ten onrechte gestraft:
“En Wij vernietigden nooit een stad, zonder dat er voor haar een waarschuwer was geweest”.
(Sjoe°ara: 26/209)

Het moet duidelijk zijn dat mensen niet worden gestraft voor een beetje zonde. God straft niet voordat een volk teveel zonden pleegt en de grenzen overschrijd. God wacht heel lang, zolang, dat de mensen al hun waarden en normen kwijt raken en het goede niet meer van het kwaad kunnen onderscheiden. Op dat moment dat zij volharden in zonden en de grens van menselijkheid ver overschrijden, grijpt God in: “Hoe menige stad hebben Wij verdelgd, terwijl deze vol ongerechtigheid was....” (Hadj: 22/46 )

Geen opmerkingen: